125 Europese parlementariërs sluiten zich aan bij VN-deskundigen om escalerende vervolging van Iraanse bahá’í-vrouwen te veroordelen
Leden van het Europese Parlement en nationale parlementen benadrukken systematische discriminatie van vrouwen uit religieuze bahá’ís-minderheid temidden van bredere mensenrechtenschendingen
DEN HAAG, 31 januari 2025 – Honderdvijfentwintig leden van het Europees Parlement en nationale parlementen in heel Europa hebben zich verenigd in een statement ter ondersteuning van een krachtige verklaring van de speciale rapporteurs van de Verenigde Naties en deskundigen van de VN-werkgroep, waarin de escalerende vervolging van bahá’í-vrouwen in Iran wordt veroordeeld.
Het persbericht van de VN over de verklaring, gepubliceerd op 23 december 2024, slaat alarm over de toegenomen vervolging door de Islamitische Republiek Iran van bahá’í-vrouwen, vrouwelijke leden van de grootste niet-islamitische religieuze minderheid van het land, die geconfronteerd worden met een verergerde discriminatie, zowel als vrouw en als lid van de religieuze bahá’í-minderheid.
“In de bredere context van de gerichtheid op vrouwen in Iran en de uitdagingen op het gebied van gendergelijkheid, is deze dramatische toename van de vervolging van bahá’í-vrouwen een alarmerende escalatie,” aldus de deskundigen.
Op 31 juli 2024 hebben de deskundigen hun gezamenlijke brief aan de Iraanse regering gestuurd, waarin ze hun bezorgdheid uitspraken over de recente toename van aanvallen op bahá’í-vrouwen. De brief, die wees op de intersectionele aard van de discriminatie waarmee deze vrouwen te maken hebben, riep op tot de onmiddellijke stopzetting van arrestaties, pesterijen en onterechte opsluiting.
De Europese parlementsleden spraken hun grote bezorgdheid uit over de bevindingen in de gezamenlijke mededeling van de VN-deskundigen en verklaarden:
“Wij sluiten ons aan bij de verklaring van VN-rapporteurs en deskundigen die hun ‘ernstige bezorgdheid hebben geuit over wat een toename lijkt te zijn van het systematisch aanvallen van Iraanse vrouwen die behoren tot de religieuze bahá’í-minderheid in het hele land’.”
De gezamenlijke verklaring van Europese parlementsleden benadrukt het cruciale belang van het aanpakken van de benarde situatie van bahá’í-vrouwen in Iran:
“De moeilijke situatie van bahá’í-vrouwen in Iran vraagt dringend om aandacht en actie van de internationale gemeenschap. We dringen er bij de Iraanse autoriteiten op aan om een einde te maken aan de vervolging van bahá’í-vrouwen en hun mensenrechten te beschermen,” aldus de parlementsleden.
Een “urgente resolutie” die op 23 januari door het Europees Parlement werd aangenomen, hekelde ook de systematische vervolging van bahá’ís door de Iraanse regering – net als een eerdere resolutie die in november 2024 door hetzelfde orgaan werd aangenomen. De resolutie van november verwees naar het memorandum van 1991 over de “Baha’i-kwestie”, ondertekend door de hoogste Iraanse leider, waarin maatregelen werden beschreven om “de vooruitgang en ontwikkeling” van bahá’ís in Iran te blokkeren. En in juli 2024 ondertekenden meer dan 50 Europese parlementariërs een gezamenlijke verklaring waarin ze de Iraanse behandeling van bahá’í-vrouwen veroordeelden.
De laatste interventies van Europese parlementsleden weerspiegelen een groeiend wereldwijd momentum om de Iraanse regering verantwoordelijk te houden voor haar mensenrechtenschendingen tegen bahá’ís, vrouwen en alle kwetsbare groepen en minderheden in het land.
De VN-deskundigen benadrukten dat bahá’í-vrouwen het belangrijkste doelwit zijn geworden van door de staat gesanctioneerde intimidatie, waarbij ze te maken hebben met willekeurige arrestaties, gedwongen verdwijningen, invallen in hun huizen en voortdurende beperkingen van hun fundamentele vrijheden. De bahá’í-vrouwen worden zowel als bahá’ís en als vrouw vervolgd, aldus de deskundigen, die vrezen dat de aanvallen in ernst en omvang zullen blijven escaleren.
Sinds het begin van de landelijke protesten na de tragische dood van Mahsa Jina Amini, eind 2022, is de vervolging van bahá’í-vrouwen in Iran aanzienlijk toegenomen. Twee derde van alle bahá’ís die momenteel vervolgd worden in Iran zijn vrouwen. Deze vrouwen worden geconfronteerd met flagrante mensenrechtenschendingen, waaronder:
- Willekeurige arrestaties en opsluitingen, vaak zonder eerlijk proces,
- Gedwongen verdwijningen en scheidingen van families,
- Strenge beperkingen van de bewegingsvrijheid,
- Huiszoekingen en inbeslagname van eigendommen,
- Ontzegging van toegang tot onderwijs op alle niveaus.
Deze golf van vervolging weerspiegelt een lang bestaand patroon van discriminatie en geweld tegen de bahá’í-gemeenschap in Iran, dat nog verergerd wordt door de bredere onderdrukking van vrouwenrechten door de Iraanse regering.
“We zijn dankbaar voor de steun van zoveel vooraanstaande Europese parlementariërs, zowel in het Europees Parlement als in nationale parlementen,” zegt Rachel Bayani, vertegenwoordiger van de Bahá’í International Community (BIC) bij de Europese instellingen in Brussel. “De solidariteit van deze Europarlementariërs en parlementsleden volgt op een soortgelijk initiatief slechts zes maanden geleden – een bewijs dat de bezorgdheid voor bahá’ís in Iran en bahá’í-vrouwen toeneemt nu de Iraanse regering haar vervolging van deze onschuldige mensen opvoert.”
Recente bevindingen van de onderzoeksmissie van de Verenigde Naties over Iran en het rapport “The Boot on My Neck” van Human Rights Watch onderstrepen de systematische aard van deze misstanden. Human Rights Watch heeft de behandeling van de bahá’ís door de Iraanse regering geclassificeerd als een misdaad tegen de menselijkheid, te weten vervolging. De rapporten documenteren het gebruik van discriminerende wetten, beleid en praktijken door de Iraanse regering om de bahá’í-gemeenschap te marginaliseren en te onderdrukken, en benadrukken de dringende behoefte aan internationale interventie.
De Bahá’í International Community heeft herhaaldelijk opgeroepen tot gecoördineerde internationale actie om de fundamentele rechten van bahá’ís in Iran te beschermen en om de Iraanse regering onder druk te zetten om haar systematische vervolging van de bahá’í-gemeenschap op te geven. De vervolging van bahá’í-vrouwen is niet alleen een schending van individuele rechten, maar ook een bredere aanval op de godsdienstvrijheid en gendergelijkheid in Iran.
De verklaring van de Europese parlementsleden is een duidelijke boodschap van solidariteit met de Bahá’í-gemeenschap in Iran en herhaalt de roep om gerechtigheid, verantwoording en het beëindigen van door de staat gesteunde vervolging.
“Autoriteiten in de Islamitische Republiek moeten nota nemen van het feit dat ambtenaren en parlementariërs in heel Europa opkomen voor de rechten van de bahá’ís en alle minderheden in Iran,” zegt mevrouw Bayani. ”De enige manier om vooruit te komen is om een einde te maken aan de vervolging van bahá’ís in Iran – en om de rechten van alle Iraniërs, ongeacht hun achtergrond, te respecteren.”