Iran: het rechtssysteem als wapen om bahá’ís te vervolgen
Golf van willekeurige arrestaties, inbeslagnames van eigendommen
DEN HAAG, 10 december 2025 – De Iraanse autoriteiten voeren hun onderdrukking van bahá’ís op, met een recente reeks strenge gevangenisstraffen en inbeslagnames van bezittingen, aldus de Bahá’í International Community (BIC) en Human Rights Watch vandaag. De Iraanse rechterlijke macht leidt de vervolging van bahá’ís, temidden van toenemende publieke aanzetting tot discriminatie door staatsfunctionarissen, haatpropaganda en desinformatie gericht tegen de religieuze minderheidsgemeenschap.
“De Iraanse autoriteiten vervolgen bahá’ís meedogenloos en ontnemen hen de meest fundamentele mensenrechten, wat neerkomt op voortdurende misdaden tegen de menselijkheid – uitsluitend vanwege hun geloof”, aldus Bahar Saba, senior onderzoeker Iran bij Human Rights Watch. “Er is vrijwel geen enkel aspect van het leven van bahá’ís in Iran dat niet is getroffen door deze flagrante schendingen en misdaden volgens het internationaal recht.”
De laatste harde maatregelen van de regering, die na het conflict tussen Israël en Iran in juni 2025 werden opgevoerd, omvatten willekeurige arrestaties, ondervragingen, onterechte veroordelingen en gevangenisstraffen, evenals inbeslagnames van eigendommen.
Tussen juni en november 2025 documenteerde de BIC meer dan 750 vervolgingsacties in heel Iran, drie keer zoveel als in dezelfde periode in 2024. Deze incidenten omvatten meer dan 200 invallen in woningen en bedrijven, gevolgd door ondervragingen, die resulteerden in de detentie en arrestatie van ten minste 110 bahá’ís. Revolutionaire rechtbanken hielden hoorzittingen voor meer dan 100 personen en vaardigden nieuwe vonnissen uit tegen bahá’ís, variërend van twee tot tien jaar gevangenisstraf. Ten minste 45 mensen werden tijdens deze periode opgeroepen om hun gevangenisstraf uit te zitten. Onder de gevangenen bevinden zich moeders die van hun jonge kinderen zijn gescheiden.
“Een rechtssysteem dat rechtvaardigheid en neutraliteit zou moeten bieden en als toevluchtsoord tegen onderdrukking zou moeten dienen, fungeert in plaats daarvan als een wapen van vervolging tegen bahá’ís, dissidenten en andere religieuze en etnische minderheden in Iran”, aldus Simin Fahandej, vertegenwoordiger van de Bahá’í International Community bij de Verenigde Naties in Genève.
Rechters in Iran staan bekend om hun schokkende minachting voor een eerlijk proces en hun extreme religieuze vooroordelen tegen bahá’ís, de grootste niet-islamitische religieuze minderheid in Iran. In de afgelopen 45 jaar heeft een aantal beleidsdocumenten – opgesteld in overeenstemming met een memorandum uit 1991 dat is ondertekend door de hoogste leider van Iran – het opzettelijke en systematische beleid van de regering om bahá’ís te vervolgen aan het licht gebracht, onder meer via het rechtssysteem van het land.
In april 2025 heeft de Europese Unie sancties opgelegd aan delen van de Iraanse rechterlijke macht en aan verschillende rechters en openbare aanklagers wegens schendingen van de mensenrechten, waaronder de vervolging van bahá’ís.
“In zaak na zaak heeft de Iraanse rechterlijke macht laten zien dat zij niet bereid is haar heilige plicht als bevorderaar van gerechtigheid te vervullen”, aldus Fahandej. “In plaats daarvan heeft zij haar handen en haar reputatie bezoedeld met vonnissen die rieken naar vervolging en religieuze vooroordelen. Deze vonnissen zijn uitgesproken door rechters die keer op keer niet op zoek waren naar gerechtigheid, maar naar onderdrukking van de bahá’í-gemeenschap, en die nauw betrokken zijn bij het repressieve apparaat van de staat.”
De laatste golf van vervolging tegen bahá’ís wordt gekenmerkt door detenties in omstandigheden die kunnen neerkomen op gedwongen verdwijningen en een escalatie van lange gevangenisstraffen na grove oneerlijke processen. In sommige gevallen hebben rechtbanken aangedrongen op het opleggen van strenge straffen nadat het Hooggerechtshof vonnissen had vernietigd en nieuwe processen had gelast, of hebben ambtenaren strafrechtelijke procedures tegen bahá’ís heropend nadat zij waren vrijgesproken.
Volgens informatie die de BIC heeft verkregen, hebben veiligheidstroepen in Gorgan, in de provincie Golestan, op 12 november jl. de heer Farhad Fahandej gearresteerd nadat ze zijn huis hadden doorzocht en zijn persoonlijke bezittingen in beslag hadden genomen. Zijn verblijfplaats, de reden voor zijn arrestatie en de tegen hem ingebrachte beschuldigingen bleven wekenlang na zijn arrestatie onbekend. Fahandej had eerder al vijftien jaar in de gevangenis doorgebracht in verband met zijn religieuze overtuigingen.
Eind oktober 2025 werd Anisa Fanaian, ook een bahá’í die in het verleden vanwege haar geloof gevangen had gezeten, in Semnan door afdeling 10 van het Hof van Beroep van Semnan op basis van vaag geformuleerde aanklachten veroordeeld tot acht jaar gevangenisstraf. Het vonnis kwam nadat het Hooggerechtshof een vonnis van een lagere rechtbank tegen haar had vernietigd, na een verzoek om rechterlijke toetsing, en de zaak had terugverwezen voor een nieuw proces.
In een andere zeer verontrustende zaak, die alle kenmerken draagt van een staat die de rechterlijke macht als onderdrukkingsmiddel gebruikt, hebben de autoriteiten strafzaken tegen 26 bahá’ís in Shiraz heropend. Volgens informatie die de BIC heeft verkregen, werden de 26 vrijgesproken na een uitspraak van het Hooggerechtshof dat hun veroordelingen en straffen in 2022 vernietigde en een nieuw proces gelastte. De heropening van de strafzaak zou op verzoek van een voormalig provinciaal hoofdrechter zijn gebeurd, overeenkomstig binnenlandse wettelijke procedures die sterk wijzen op de directe betrokkenheid van het hoofd van de rechterlijke macht. Uit informatie die de BIC heeft verkregen, blijkt ook dat veel van de 26 personen bij hun eerste arrestatie in 2016 zijn gemarteld en mishandeld. In een incident dat symbolisch is voor de schendingen van de meest elementaire waarborgen voor een eerlijk proces door gerechtelijke ambtenaren, beledigde de voormalige president van het Hooggerechtshof de advocaat van de verdediging tijdens een routinevergadering, gooide hem uit zijn kantoor en zei: “Het zijn geen verdachten, het zijn criminelen.”
In een zaak die diende in de provincie Kerman op 29 november jl. meldde het Human Rights Activists News Agency dat het Hof van Beroep in die provincie de heer Shahram Fallah, 64, had veroordeeld tot negen jaar en zes maanden gevangenisstraf – verminderd van meer dan 13 jaar – en een jaar interne ballingschap op beschuldiging van “afwijkende educatieve en propagandistische activiteiten die in strijd zijn met de sharia” en “het vormen van een groep om de nationale veiligheid te verstoren”. De aanklachten komen overeen met die welke in andere zaken zijn gebruikt om het vreedzame Bahá’í-geloof strafbaar te stellen.
In Hamadan werden zes bahá’í-vrouwen – Neda Mohebbi, Atefeh Zahedi, Farideh Ayyoubi, Noura Ayyoubi, Zarrindokht Ahadzadeh en Jaleh Rezaie – op 26 oktober jl. in hechtenis genomen om hun gevangenisstraf uit te zitten. De autoriteiten hadden vijf van hen veroordeeld tot zes jaar gevangenisstraf en de zesde tot een straf van zeven jaar. De vrouwen, van wie sommigen moeder zijn van jonge kinderen, werden beschuldigd van “afwijkende educatieve en propagandistische activiteiten die in strijd zijn met de sharia” en “lidmaatschap van de bahá’í-sekte”.
In Karaj werd mevrouw Nahid Behrouzi op 6 oktober veroordeeld tot een zware straf, waaronder vijf jaar gevangenisstraf en de inbeslagname van persoonlijke bezittingen wegens “afwijkende educatieve en propagandistische activiteiten die in strijd zijn met de heilige sharia”. Volgens informatie die de BIC heeft verkregen, hebben verschillende agenten haar op 29 augustus 2024 zonder arrestatiebevel en met geweld gearresteerd. Als gevolg daarvan liep ze blauwe plekken en een bloedneus op. Vervolgens werd ze 65 dagen vastgehouden zonder toegang tot een advocaat of adequate medische zorg. Tijdens het proces werd haar advocaat volledige toegang tot haar dossier geweigerd en werd geen bewijs geleverd om de aanklacht te staven.
In Shiraz werd Roya Sabet, een inwoner van de Verenigde Arabische Emiraten die naar Iran was gekomen om voor haar bejaarde ouders te zorgen, op 25 oktober 2025 gearresteerd door agenten van het Islamitische Revolutionaire Garde Corps en overgebracht naar de Adelabad-gevangenis om een gevangenisstraf van tien jaar uit te zitten die haar eerder was opgelegd. Uit informatie die door de BIC is onderzocht, blijkt dat zij in mei 2025 was veroordeeld op basis van ongegronde beschuldigingen van “samenwerking met burgers van de Israëlische regering” en “het vormen van een groep die de nationale veiligheid in gevaar brengt”. Zij krijgt ook een reisverbod van twee jaar en een verbod van vijf jaar op online activiteiten.
In een andere zaak die symbolisch is voor de intensivering van het harde optreden van de staat tegen bahá’í-vrouwen, bevestigden de autoriteiten op 28 september 2025 gevangenisstraffen van vijf tot tien jaar tegen tien bahá’í-vrouwen in Isfahan wegens “propaganda tegen de Islamitische Republiek” en “deelname aan afwijkende propagande- en onderwijsactiviteiten die in strijd zijn met de heilige sharia”.
Het beleid van de autoriteiten om de bezittingen van bahá’ís te onteigenen is ook onverminderd voortgezet. In een recente zaak in Isfahan constateerde de BIC dat de autoriteiten zich hadden beroepen op artikel 49 van de grondwet, een clausule die de staat in staat stelt om “illegale” bezittingen in beslag te nemen, om de legitieme eigendommen van 20 bahá’ís in de provincie, waaronder hun huizen, voertuigen en bankrekeningen, zonder eerlijke rechtsgang te confisqueren.
“Alle personen die betrokken zijn bij misdaden volgens het internationaal recht tegen bahá’ís in Iran, met inbegrip van openbare aanklagers en gerechtelijke ambtenaren, moeten ter verantwoording worden geroepen”, aldus Bahar Saba.
Bron: https://www.bic.org/news/iran-weaponizing-justice-system-persecute-bahais


