Toenemende steun voor resolutie van de Algemene Vergadering van de VN waarin Iran wordt bekritiseerd voor mensenrechtenschendingen en vervolging van bahá’ís
DEN HAAG, 18 december 2024 – De Algemene Vergadering van de Verenigde Naties heeft de Islamitische Republiek Iran berispt voor haar mensenrechtenschendingen, onder andere tegen de bahá’í-gemeenschap, en zegt in een nieuwe resolutie dat bahá’ís en anderen te maken hebben met “voortdurende ernstige beperkingen en toenemende restricties” van het recht op vrijheid van gedachte, geweten, godsdienst of overtuiging.
Tachtig landen stemden voor de resolutie, 27 stemden tegen en er waren 68 onthoudingen.
De stemming markeert een toename in de steun van de Algemene Vergadering voor de jaarlijkse resolutie, die in 2023 78 stemmen voor kreeg.
De resolutie, gesponsord door Canada en mede-ingediend door 49 lidstaten, die voor het eerst werd aangenomen door de Derde Commissie van de Algemene Vergadering in november, roept Iran ook op om de artikelen 499 bis en 500 bis in zijn wetboek van strafrecht te wijzigen.
De artikelen criminaliseren niet-islamitische religieuze uitingen en stellen zowel erkende minderheden als niet-erkende religieuze minderheden zoals de bahá’í-gemeenschap bloot aan ongegronde strafrechtelijke aanklachten. Op grond van deze artikelen zijn bahá’ís gearresteerd, zonder bewijs berecht en gevangengezet.
Bahá’ís zijn het doelwit geweest van haatzaaiende taal en propaganda, beperkingen op onderwijs en werkgelegenheid en willekeurige inbeslagname en vernietiging van eigendommen, aldus de resolutie.
De bahá’í-gemeenschap is “blootgesteld aan een voortdurende toename en de cumulatieve gevolgen van langdurige vervolging, waaronder aanvallen, pesterijen en doelwitten, die te maken hebben met toenemende beperkingen en systematische vervolging door de regering van de Islamitische Republiek Iran vanwege hun geloof en naar verluidt zijn onderworpen aan massa-arrestaties en langdurige gevangenisstraffen, alsmede de arrestatie van prominente leden en toegenomen inbeslagname en vernietiging van eigendommen,” aldus de resolutie.
“De Baha’i International Community is verheugd dat deze cruciale resolutie van de Verenigde Naties opnieuw door de Algemene Vergadering van de VN wordt bevestigd,” zei Bani Dugal, hoofdvertegenwoordiger van Baha’i International Community bij de Verenigde Naties.
“De internationale gemeenschap moet altijd standvastig blijven in haar plicht om de mensenrechten te handhaven. De Iraanse regering heeft de gegrondheid van deze bezorgdheid nooit erkend, noch heeft ze haar eigen mensenrechtenverplichtingen krachtens het internationaal recht nageleefd, en we kunnen de grimmige resultaten zien. De bahá’ís en alle kwetsbare minderheden in Iran verdienen het recht om hun leven in waardigheid en vrijheid te leiden en de Iraanse regering moet deze rechten respecteren,” voegde ze eraan toe.
Tijdens de stemming in november in de Derde Commissie zei de Braziliaanse missie bij de Verenigde Naties “bezorgd te blijven over berichten van schendingen tegen vrouwen, mensenrechtenactivisten en religieuze en etnische minderheden. We herhalen onze steun aan de rechten van de bahá’ís en andere minderheden om hun geloof vrij en vreedzaam uit te oefenen zonder enige discriminatie.”
Ondertussen noemde het Verenigd Koninkrijk, onder verwijzing naar recente oproepen in de Iraanse samenleving voor gendergelijkheid, de “toegenomen aanvallen op bahá’í-vrouwen” een “alarmerende escalatie”.
En Ghana kwam op voor de rechten van “alle segmenten van de Iraanse samenleving, inclusief de aanhangers van het Bahá’í-geloof die negatief blijven berichten over de bevordering van de bescherming van hun rechten.”
Australië, Canada, Israël en de Verenigde Staten riepen de Iraanse regering ook op om de rechten van alle religieuze minderheden in het land te respecteren.
Recente ontwikkelingen
Onlangs is het nieuwe rapport Outsiders: Multifaceted Violence Against Baha’is in the Islamic Republic of Iran door het Abdorrahman Boroumand Center for Human Rights in Iran, spraken speciale rapporteurs van de VN, waaronder professor Mai Sato, de nieuwe speciale rapporteur voor mensenrechten in Iran, en professor Nazila Ghanea, speciale rapporteur voor vrijheid van godsdienst of overtuiging, over de systematische onderdrukking van de bahá’í-gemeenschap in Iran, met name gericht tegen bahá’í-vrouwen.
Het rapport, gepubliceerd door het Abdorrahman Boroumand Center in samenwerking met Eleos Justice aan de Monash University, beschrijft 45 jaar van geweld tegen de bahá’í-gemeenschap en noemt direct geweld, zoals executies, gevangenneming en de vernietiging van huizen en bedrijven; structureel geweld, waaronder de ontzegging van onderwijs en werkgelegenheid; en cultureel geweld, waaronder haatzaaiende taal en door de staat gesanctioneerde discriminatie.
Andere recente onderzoeken omvatten een brief, ondertekend door 18 VN-experts in oktober, waarin Iran wordt berispt omdat het bahá’ís-vrouwen viseert door middel van huiszoekingen, reisverboden en langdurige gevangenisstraffen. De deskundigen, waaronder speciale VN-rapporteurs voor geweld tegen vrouwen en meisjes, vrijheid van godsdienst of overtuiging en vrijheid van mening en meningsuiting, noemden de acties van Iran “een voortdurend patroon van gerichte discriminatie”. En eerder dit jaar werd in een rapport van Human Rights Watch, getiteld The Boot on My Neck, vastgesteld dat de al 45 jaar durende systematische onderdrukking van bahá’ís door Iran een “misdaad tegen de menselijkheid van vervolging” is.